Nieuws

Onwettigheid van het voordeel van alle aard voortvloeiend uit het gratis ter beschikking stellen van een woning: de circulaire is gepubliceerd

Sinds 2012 is de forfaitaire belastingbasis als gevolg van het gratis ter beschikking stellen van een woning door een bedrijf aan een natuurlijk persoon (meestal de bedrijfsleider) bijna verdubbeld.

Wanneer het kadastraal inkomen van het gebouw of van het gedeelte van het gebouw dat beschikbaar wordt gesteld groter is dan 745 euro, is de belastingbasis 380/60 van het geïndexeerd kadastraal inkomen. Dat kan leiden tot zeer belangrijke waarderingen, die zelfs de gangbare huurwaarde van het gebouw overschrijden.

De hoven van beroep van Gent en Antwerpen hebben onlangs geoordeeld dat deze forfaitaire waardering in strijd is met het gelijkheidsbeginsel van de Belgen inzake belastingen, zoals bepaald in artikel 170 van de Grondwet. Dit gebeurde op grond van het feit dat wanneer een natuurlijk persoon een gebouw ter beschikking stelt aan een ander persoon in het kader van een arbeidsrelatie, het voordeel van alle aard dat hieruit voortvloeit, vastgesteld wordt op 100/60 van het geïndexeerd kadastraal inkomen, ongeacht het bedrag, en dat niets een dergelijk verschil in behandeling rechtvaardigt wanneer het een bedrijf is dat het gebouw ter beschikking stelt.

De fiscus geeft toe…

Gevraagd naar de houding van de belastingadministratie, zei de minister van Financiën onlangs in een belangrijke krant dat de belastingdienst zich neerlegt bij deze veroordelingen en dat een administratieve circulaire hieromtrent (circulaire 2018 /C/57 van 15 mei 2018 beschikbaar op de website fisconet.be) pas werd gepubliceerd.

De belastingadministratie bevestigt dat zij voortaan, en dit tot een eventuele wijziging van de wettekst in de toekomst, de forfaitaire belastingbasis van 100/60 van het geïndexeerd kadastraal inkomen zal toepassen voor elke terbeschikkingstelling van een onroerend goed, ongeacht of dat nu gebeurt door een natuurlijk persoon of door een onderneming en ongeacht het bedrag van het kadastraal inkomen van het onroerend goed dat ter beschikking wordt gesteld.

Dit administratief standpunt wordt al toegepast bij lopende geschillen. Dat hebben we al verschillende keren kunnen vaststellen.

Dit uitstekend nieuws voor de toekomst roept wel vragen op over het verleden.

Wat moet u aangeven?

Ten eerste lijkt het voor de inkomsten van 2017 de beste oplossing om het voordeel aan te geven op basis van het nieuwe standpunt van de administratie, en zelfs indien nodig aangepaste loonstroken en samenvattende overzichten naar de belastingdienst te sturen.

Moet u bezwaar indienen?

Vervolgens kan elke belastingplichtige die op onwettige basis werd belast, bezwaar aantekenen. Zelfs tegen zijn eigen aangifte, binnen de zes maanden na verzending van het aanslagbiljet. We kunnen de belastingbetalers die zich in deze situatie bevinden alleen maar adviseren om dit rechtsmiddel te gebruiken.

Hoe zit het met aanvragen voor ontheffing van ambtswege?

Kan men bovendien, met terugwerkende kracht van 5 jaar, een verzoek indienen voor ambtshalve ontheffing van een belasting die onwettig op dit voordeel werd geheven? Het gewijzigd standpunt van de belastingadministratie is immers een nieuw feit waardoor een dergelijk verzoek voor ambtshalve ontheffing kan gerechtvaardigd worden.

Het is niet verwonderlijk dat de circulaire het tegendeel beweert en het lijkt er dus op dat de administratie dergelijke verzoeken niet gemakkelijk ontvankelijk zal verklaren. Maar heeft ze op dit punt gelijk?

Toegegeven, artikel 376, § 2 van het WIB bepaalt dat een nieuw rechtsmiddel of een verandering in de rechtspraak geen nieuwe feiten zijn. Maar een oordeel van het Grondwettelijk Hof dat de ongrondwettigheid van een wettelijke bepaling bestraft, vormt volgens vaste jurisprudentie een nieuw feit.

Het Grondwettelijk Hof is niet bevoegd om uitspraak te doen over de onwettigheid van een koninklijk besluit. Daarom is het niet bij het Hof aanhangig gemaakt door de twee hoven van beroep, die de twee beslissingen namen die aanleiding gaven tot het gewijzigd standpunt van de administratie en de nieuwe administratieve circulaire.

Toch valt het te overwegen om een aanvraag voor ambtshalve ontheffing in te dienen. Enerzijds door beide bovengenoemde beslissingen gelijk te stellen aan arresten van het Grondwettelijk Hof. En anderzijds door het als een nieuw feit te beschouwen dat de minister van Financiën de ongrondwettigheid van artikel 18, § 3, 2 van het KB/WIB publiekelijk heeft erkend.

Het zal ongetwijfeld nodig zijn om dit gevecht aan te gaan, maar lacht dame Fortuna de moedigen niet toe?